Schrijftips & blogs

Directeur en toiletjuffrouw

www.loesje.nl

‘Freelancen? Kind, en je pensioen dan?’

Mijn moeder was niet onverdeeld gelukkig toen ik vertelde dat ik voor mezelf ging beginnen. Zou ik wel genoeg verdienen? En hoe zou ik dan aan werk komen? En ik had toch zo’n leuke vaste baan bij Quest? En zulke fijne collega’s? ‘Weet je wel wat je opgeeft?’

Mama was niet de enige die zich zorgen maakte. Vrienden vroegen of het wel verstandig was om meteen weer zo’n ingrijpende verandering in mijn leven aan te gaan. Moest ik mijn laatste vangnet nou ook direct loslaten? Moest ik niet eerst aanzien hoe het mij zou vergaan na de klap? Mijn grote liefde Bas was nog maar net overleden, een paar weken voor zijn 31e verjaardag.

Het enige dat ik wilde was leven. Léven, met klem. Vrijheid, avontuur – dát wilde ik. Mijn grote verlangen om autonoom te werken – zo zag ik het freelance journalistenbestaan – durfde ik nu wel in te lossen. Gestuwd door het idee dat ik na dit grote verlies niets meer te verliezen had. Onzekerheden over mijn kunnen als journalist schoof ik aan de kant. Ik had geen tijd meer te verliezen aan koffie-automaat-praatjes en rubrieken vullen omdat het er nu eenmaal bij hoort. Antwoord op alle goedbedoelde vragen-schuine-streep adviezen had ik heus niet. Alleen een grote ja: Dit Wil Ik. Nu. Mijn besluit viel in september, mijn ontslag nam ik in oktober en in januari 2007 registreerde de Kamer van Koophandel mij als zelfstandig journalist. Dat is nu vijftien jaar geleden. Wat een feest!

Was het altijd feest? Ik was inderdaad in de rouw toen ik begon. Maar het avontuur aangaan en mezelf waarmaken waren geweldige medicijnen. Placebo’s misschien. Maar juist doordat ik al mijn emoties zo rauw beleefde, voelden mijn trots en overwinning ook groots. Voor het eerste artikel dat ik als freelancer publiceerde, reisde ik naar Parijs. Midden in de stad daalde ik af naar de catacomben om verslag te doen van keurige skeletwanden die daar zijn opgebouwd met de beenderen en schedels van zes miljoen doden. Kennelijk koos ik mijn thema wel als kersverse weduwe. Toch schreef ik er een vrolijk reisverhaal over, tegelijk genoot ik met mijn reboundlover van de Franse hoofdstad.

Verlies, loslaten, doorgaan – terugkijkend lopen deze thema’s als een rode draad door mijn werk. Tijdens mijn adembenemende tocht door Australië voor National Geographic zwom ik met dolfijnen en beklom ik solitaire rotsen in de woestijn, het gesprek met een lokale Aboriginal-koning kwam vanzelfsprekend op zijn strijd tegen de teloorgang van zijn cultuur. Voor ik het wist brachten de boeren en burgers die ik interviewde voor het boek Leve de polder verbroken banden en verloren dromen te berde. Levend verlies leerde ik kennen in de verhalen die ouders van zorgintensieve kinderen mij vertelden voor artikelen in Lotje&co – de stichting die met een prachtig tijdschrift erkenning bood aan gezinnen waar de zorg nooit stopt. Al luisterend, schrijvend en scheldend als het schrijven moeizaam ging, keerde ik verdriet binnenstebuiten, onderzocht ik de zonzijdes van pijn en leerde ik hoe opleven vanaf de bodem werkt.

Mijn originele ideeën waren mijn kracht, onbekenden liepen warm voor mijn koude acquisitie en ik werkte mee aan de mooiste projecten. Ik leerde als freelancer behendig balanceren op het koord van poen, pret en prestige, al kan ik me nog schamen voor commerciële klussen met een inhoud waar ik volstrekt niet achter stond. Leren nee zeggen werd mijn volgende les. De zo vurig gewenste afwisseling in opdrachten bracht me bij wetenschappelijke vakbladen, meidenmagazines en natuurlijk mijn succesvolste twee maanden ooit: mijn uitstapje naar de radio, op de redactie van Cappuccino. Ik had tenminste wel weer even collega’s.

Tot ik vastliep. De stroom droogde op. Ik vond nergens meer inspiratie, ik was het luisteren moe en ik staarde dag na dag, week na week in paniek naar een leeg beeldscherm. En naar mijn leeglopende bankrekening. Ik wist het niet meer en ik wilde niet meer. Dus ging ik een café runnen. ‘Kind, verdien je dan wel genoeg aan die kopjes koffie?’ Mama weer. En de vrienden ook. Ik had toch zulk mooi werk? En wist ik wel waar ik aan begon? Ik had geen idee. Maar ik droomde al mijn hele leven van een restaurantje. Of een kasteel. Dit zaakje met terras op de dijk met het mooiste uitzicht over de IJssel was ideaal om die droom te realiseren. Ik ging ervoor en dat heb ik geweten. Ik liep me de benen uit het lijf, kletste de hele dag met klanten, leveranciers en personeel en vergat de stress en de stilte van mijn werkkamer thuis.

Toen ik voor de vijfennegentigste keer op hetzelfde tijdstip de sleutel in de voordeur draaide, de koffiemachine aanzette, de kassa opstartte en de boodschappen uitlaadde miste ik iets. Ik miste mijn vrijheid, mijn autonomie. En ik botste tegen mezelf op. Ik ontdekte dat ik mezelf niet serieus had genomen. Mijn verlangens, mijn vuur en mijn angsten. In mijn werk had ik altijd al mijn aandacht gericht op anderen, op de mensen die ik interviewde, op hun verhalen. Hun ervaringen moest ik getrouw weergeven en dat was dat. Langzaam bleek dat dat niet meer werkte voor mij. Mijn nieuwe carrière in de horeca bleek een sabbatical, de afstand tot mijn journalistieke werk gaf me nieuwe inzichten. Ik was weer in beweging gekomen, maar ik wilde die dynamiek weer gebruiken in mijn schrijfwerk.

De cafésleutel gooide ik na een jaar in de IJssel en ik keerde terug naar de journalistiek. Mijn terugkeer voelde als een sprong in het diepe. Ik kende niemand meer en niemand kende mij meer. Ik moest helemaal opnieuw beginnen. Wie zat er op mij te wachten? Kon ik mijn geld wel weer verdienen met stukken tikken? Moest ik anders toch maar ergens in vaste dienst? Dit keer was ik zelf mijn grootste criticaster. Mama had mijn vooruitzicht op een behoorlijk pensioen allang opgegeven. Mijn vrienden vonden dat ik eindelijk weer bij zinnen kwam. En ik bibberde van onzekerheid, als een brugpieper op haar eerste schooldag.

Dat is nu ook alweer twee jaar geleden. Vandaag begint voor mij na de kerstvakantie weer een vers werkjaar. Mijn jubileumjaar. Het jaar dat volgt op twee keer driehonderdvijfenzestig dagen mezelf binnenstebuiten keren en de schaduwzijde van mijn immer zonnige levenshouding verkennen. Mijn onderzoek naar de bron van vertrouwen duurt dagelijks voort, goddank al wel met het vertrouwen dat ik mijn eigen verhaal mag meenemen in de verhalen van anderen.

Niet dat het om mij draait in de verhalen die ik opteken, in de artikelen die ik schrijf. Maar wat ik denk en voel en vind mag ik nu wel meenemen in de gesprekken, tijdens het schrijven, schrappen, schaven en schelden als het schrijven moeizaam gaat. Ik vind het weer leuk, ik heb plezier in mijn werk en ik weet dat ik verhalen van betekenis schrijf.

De Belastingdienst kent mij al vijftien jaar als directeur groot aandeelhouder & toiletjuffrouw van mijn eigen onderneming. Daar ben ik trots op. Dit nieuwe jaar ga ik elke dag mijn 15-jarig jubileum vieren. Zo’n feest begint natuurlijk met een dankwoord.

Dankjewel mama voor de Loesje-ansicht die je me vijftien jaar geleden stuurde.