Journalistiek & bladenmaken

‘Weer gaan werken loont niet’

NRC 16/10/2021 FOTO © Daniel Niessen

Dagmar Niewold leefde jarenlang van een WIA-uitkering die rond de armoedegrens lag. Nu bouwt ze aan een adviespraktijk. Dat is moeilijk, ervaart ze. „Weer gaan werken loont niet.”

Na acht jaar afwezigheid op de arbeidsmarkt vestigde Dagmar Niewold (41) zich begin dit jaar als zelfstandig adviseur. Gespecialiseerd in de relatie tussen armoede, stress, gezondheid en huiselijk geweld, adviseert zij overheden bij het opstellen van beleidsplannen en hun aanpak van armoedebestrijding. Studenten maatschappelijk werk en geneeskunde leert ze effectief omgaan met mensen die leven met chronische stress.
Het geld dat Niewold ermee verdient, raakt ze niet aan. „Ik ben bang dat ik alles weer moet terugbetalen. Ik wacht al maanden op bericht van het UWV en de Belastingdienst hoe zij mijn inkomsten gaan verrekenen met mijn WIA-uitkering en verschillende toeslagen.”
Dit gebrek aan duidelijkheid geeft stress. En door chronisch stress raken en blijven veel mensen in armoede. Niewold spreekt uit ervaring. Ze moet al jaren met haar twee kinderen rondkomen van krap duizend euro per maand.
Daarmee is ze een van de 220.000 werkende armen die Nederland telt. Dit cijfer komt uit de verkenning Werken zonder Armoede, die de Sociaal-Economische Raad onlangs publiceerde, aan de vooravond van Wereldarmoededag, 17 oktober.

Zekerheden weg
Tot 2013 had Dagmar Niewold het prima voor elkaar: man, gezin, een betaalde opleidingsplaats tot anesthesieassistent in een universitair medisch centrum en een paar vakanties per jaar. Toen ging ze weg bij haar man, en verloor huis, auto en andere zekerheden.
De scheiding ging gepaard met rechtszaken, en dat proces duurde acht jaar. Ze werd ernstig ziek, waardoor ze deels arbeidsongeschikt raakte. Het UWV en haar voormalige werkgever voerden een juridisch gevecht over het percentage waarvoor ze was afgekeurd. Ze kon geen sinterklaascadeau of schoolkamp voor haar kinderen betalen en moest aankloppen bij de Voedselbank.
In die tijd raakte ze overtuigd dat het woord loser op haar voorhoofd gedrukt stond. „Armen, dat is een groep waar je absoluut niet bij wilt horen. Voordien dacht ik dat in Nederland alles zo goed geregeld is dat iemand die naar de Voedselbank moet, het er vast zelf naar had gemaakt. Ik deed alles om te verhullen dat ik het financieel niet meer redde en bedacht smoezen om verjaardagen af te zeggen zonder te laten merken dat er geen geld was voor cadeaus. Ik wilde vooral mijn twee kinderen niet tekortdoen, maar ze kwamen tekort.

„De ontdekking dat ik recht had op bijdragen van stichting Leergeld voor hun onderwijs en van het Jeugdsportfonds voor sportlessen verminderde mijn stress niet. Want de kosten van een schoolkamp omvatten meer dan alleen die voor verblijf; er hoort een paklijst aan spullen, zakgeld en een mobieltje per kind bij. Om de kinderen geen nee te hoeven verkopen, schoof ik met betalingen. Extra administratie bijhouden en doen alsof het toch allemaal goed gaat, kost extreem veel energie.”

Ten prooi aan wanhoop kwam ze bij de gemeente voor een bijstandsuitkering. Omdat ze ziek was, had ze daar geen recht op, zei de klantmanager, die wel haar nood zag. Maar een financiële tegemoetkoming regelen zou minstens acht weken duren. En die tijd had ze niet. Ze was blut – en op.
De klantmanager zocht een manier om de regels te omzeilen en haar toch direct gemeentelijke bijstand toe te kennen. Zodra de procedure was afgerond voor de UWV-uitkering waar ze recht op had, kon ze die bijstand weer netjes terugbetalen.
Niewold: „Toen ik zijn kamer verliet, had ik het gevoel dat ik de loterij had gewonnen. Het maatwerk dat deze man leverde, is essentieel geweest. Hij maakte het verschil tussen wel of niet huur en zorgpremie kunnen betalen; rondkomen van een minimum of schulden maken. Hij zag mij als mens en gedroeg zich als een mens, niet als een instantie.”

Betalen met privacy
Niewold zat in die tijd ook emotioneel aan de grond. Ze ging in therapie en liep tegen jeugdtrauma’s aan die hun oorsprong hadden in huiselijk geweld en mishandeling. Ook haar latere partnerrelaties waren onveilig gebleken. „Ik moest opnieuw leren hoe je basisemoties als angst, boosheid, vreugde en verdriet beleeft. Bij lezing van het boek The body keeps the score van Bessel van der Kolk, een van de grootste trauma-experts ter wereld, beleefde ik op elke pagina een aha-moment. Ik herkende alle verschijnselen die horen bij chronische stress en PTSS: niet meer in staat zijn je emoties te reguleren, niets meer kunnen overzien, je onderbuikgevoel verliezen waardoor je jezelf niet kunt beschermen.”

Doordat ze het stresspatroon leerde begrijpen, ging ze inzien dat ze niet faalde. Intussen bleven de brieven van instanties en advocaten binnenkomen en haar stress aanwakkeren. „Ik ontdekte dat, wanneer je in een stressvolle situatie verkeert en je draagkracht zeer beperkt is, er veel te veel van je gevraagd wordt. Juist op het moment dat je opgetild wilt worden, een arm om je schouders nodig hebt, moet je voldoen aan eindeloos veel regels, overal formulieren invullen en in protocollen passen. Alleen al vergoeding voor medische zorg organiseren via een doorverwijzing, een diagnose, een behandelplan en het fiat van een zorgverzekeraar is een mallemolen. Je hebt overal toestemming voor nodig. Je betaalt met je privacy, omdat je bij elke aanvraag voor financiële middelen rekeningafschriften moet overleggen. Daarnaast word je beoordeeld op keuzes die je maakt. Een Netflix-account was toch zeker niet nodig? Nou, als je kind nooit mee kan met vriendjes naar de bioscoop, is een film thuis kijken het minste en goedkoopste alternatief. Het zou schelen als hulpverleners doorvragen naar de motivatie achter uitgaven.”

Overbelast
Naarmate het gevoel van persoonlijk falen afnam, nam het ervaren van onrecht toe. Het motiveerde Niewold de mbo-opleiding ‘ervaringsdeskundige armoede en sociale uitsluiting’ te volgen. Ze slaagde cum laude met haar afstudeerscriptie  Wanneer je brein je geen keuze laat. Die baseerde ze op literatuur- en ervaringsonderzoek naar de relatie tussen trauma, armoede en chronische stress, en wat dat doet met je denkvermogen.
„We moeten veel eerder signaleren welk afwijkend gedrag duidt op chronische stress”, vindt Niewold. „Ouders en kinderen die door stress in de problemen komen, moeten we ondersteunen – niet overbelasten met steeds meer voorwaarden. Druk gedrag bij kinderen of vermijdend gedrag bij volwassenen kan je herkennen. Wanneer je als docent, ambtenaar of hulpverlener weet waar je op moet letten, is het gemakkelijker om de problematiek bij een kind of gezin in beeld te krijgen.
Een deel van het brein wordt minder toegankelijk wanneer iemand overbelast raakt door chronische stress, weet Niewold. „Precies het deel van het brein dat ons in staat stelt te plannen en te reflecteren. Om emoties te reguleren, doordachte keuzes te maken, doelgericht en probleemoplossend te handelen. Om verleidingen te weerstaan, en – niet onbelangrijk – taal te gebruiken en abstract te denken.”
Dat die functies niet werken wanneer je moet voldoen aan de protocollen en regels van ons systeem is fnuikend, zegt ze. „Binnen de hulp- en dienstverlening bestaat de neiging de menselijkheid uit het oog te verliezen. In hokjes denken en strak het beleid volgen lijkt overzichtelijk, maar het leidt tot verwachtingen die mensen in zo’n stressvolle situatie volstrekt niet kunnen waarmaken.
Als iemand niet komt opdagen op een afspraak – met de schuldhulpverlener, de bedrijfsarts, een ambtenaar – is het al snel: ‘die wil dus niet meewerken.’ Maar het is geen onwil, benadrukt Niewold. „Wanneer je weet dat die persoon niet kán meewerken – zoals een hert verstijfd van angst in de koplampen staart – is je houding tegenover diegene heel anders. Dat zou al enorm helpen.”

Gas geven, rem erop
Terwijl Niewold haar werkende bestaan opbouwt, duurt privé de onrust voort. Zolang ze niet weet hoe haar inkomsten uit werk worden verrekend met uitkering en toeslagen, staart de armoede haar aan. „Ik heb keurig bij het UWV gemeld dat ik ging werken. Overigens alweer een vereiste die je gevoel van autonomie ondermijnt, je afhankelijkheid van instanties benadrukt en je schuldgevoel aanwakkert. Ik kon in februari nog niet inschatten hoeveel opdrachten ik zou krijgen en wat ik daarmee zou verdienen. Mijn uitkering zelf verlagen kon ik niet, omdat ik anders misschien mijn vaste lasten niet zou kunnen betalen. Ik heb dus de gok gewaagd om te gaan werken voordat ik wist hoe de berekening zou uitpakken. Ik wil me niet meer laten leiden door angst. Maar ondanks ingediende kwartaalaangiften heb ik nog steeds geen uitsluitsel van de Belastingdienst. Zo voelt de stap naar werken als een straf.”

Tot dit jaar moest Niewold geregeld eten van de Voedselbank. Inmiddels ontvangt ze op last van een rechter voor haar jongste zoon maandelijks 90 euro alimentatie. Gevoegd bij haar uitkering haalt ze nagenoeg de armoedegrens die het CBS hanteert – voor een alleenstaande. Haar oudste werd deze zomer 18 jaar, officieel volwassen, wat ook weer zorgde voor financiële onzekerheid. „Wanneer je jarenlang elke brief van instanties met bevend hart opent, is die angst echt niet met een paar maanden verdwenen. Het voelt als gas geven met de rem erop. Doordat ik nog steeds geen idee heb of ik erop vooruit- of achteruitga, kan ik niet genieten van het werk dat ik zo betekenisvol vind.”

Ze heeft nu tijd nodig om haar nieuwe bron van inkomsten vorm te geven, zegt ze. „Ik zou al geholpen zijn met drie jaar, de tijd die een start-up nodig heeft om te gaan renderen.” Haar casus is als die van meer uitkeringsgerechtigden die graag willen werken, maar voor wie ‘blijven zitten’ in een uitkering veiliger voelt. Hun inkomsten zijn dan wel laag, maar ook zeker, weet Niewold: „Wanneer ik een financiële buffer zou kunnen opbouwen zonder een zwaard van Damocles boven mijn hoofd, dan zou werken lonend en belonend zijn.’