Journalistiek & bladenmaken

Erudiet strijdster voor euthanasie

NRC 18|06|2022 Betty Radema als twintiger

 

Betty Radema streed voor een levenseinde dat haar ouders niet was gegund.

Direct na de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) in 1973 meldde Betty Radema zich als lid. Tien jaar later werd ze vrijwilliger, en ging ze mensen begeleiden die op een waardige manier wilden sterven. In 2018 werd ze, bij haar afscheid op haar 85ste, benoemd tot erelid. Ze overleed op 13 mei.

Betty en haar zus Renée hadden vanaf 1943 op verschillende onderduikadressen voortdurend in onzekerheid gezeten over hun ouders. Na de bevrijding vond hun tante de meisjes in Friesland, zij bracht het nieuws dat hun ouders waren omgebracht in vernietigingskamp Sobibor. En dat was niet alles: kort voor de bevrijding was een man die de zusjes eens had gered en een nieuw onderduikadres had bezorgd, omgekomen bij een roofmoord. Jaap van Riemsdijk, gepensioneerd jurist en collega-vrijwilliger bij de NVVE: „Het verlies van haar ouders en de man die ze als pleegvader beschouwden waren verschrikkelijke klappen. Ik denk dat dat bij de twaalfjarige Betty de kiem heeft gelegd van het willen strijden voor een waardig levenseinde.”

Als vrijwillig NVVE-consulent stond Betty Radema mensen bij in het sterven. Daarbij schuurde ze soms langs de randen van wat was toegestaan, vertelt Van Riemsdijk: euthanasiewetgeving was er nog niet, hulp bij zelfdoding was net als nu verboden. „In die beginfase van de NVVE hadden consulenten als Betty grote vrijheid van handelen.”

Radema ging ook lezingen geven over het belang van een zelfgekozen dood. Jaap van Riemsdijk: „Ze was een gesoigneerde dame die zoiets controversieels resoluut kon overbrengen en die als vanzelf gerespecteerd werd. Zelf ging zij ook respectvol om met anderen. Maar als bijvoorbeeld conservatief-christelijke partijen hun beeld dat de Heer ieder op zijn tijd komt halen als énige leer presenteerden, ging ze fel het debat aan. Met als inzet dat de ander ook het standpunt over een waardig zelfgekozen levenseinde diende te respecteren.”

Haar oorlogsverleden heeft ze thuis nooit verzwegen, zegt dochter Ingrid Zylstra. „Wij wisten alles, maar ze begon er pas openlijk over te spreken nadat ze in 2009 spreekkoren bij het voetbal had horen roepen ‘Hamas, alle Joden aan het gas’. Zoveel onwetendheid moest zij bestrijden.”

„Ze liep al tegen de tachtig toen ze het als haar maatschappelijke opdracht opvatte om de gebeurtenissen van de oorlog invoelbaar te maken voor de jongste generaties”, zegt coördinator Sipke Witteveen van Herinneringscentrum Kamp Westerbork, waar Radema gastspreker werd. „Dat vergt moed. Maar thuisblijven en puzzelen was niet aan haar besteed. Ze bleef haar bijdrage leveren aan een betere wereld, zonder wijzend vingertje of enige vorm van zendingsdrang.”

„Ze liep al tegen de tachtig toen ze het als haar maatschappelijke opdracht opvatte om de gebeurtenissen van de oorlog invoelbaar te maken voor de jongste generaties”, zegt coördinator Sipke Witteveen van Herinneringscentrum Kamp Westerbork

Ze vertelde scholieren over haar moeder, die tot Betty’s ergernis de davidster slordig op haar kleding naaide toen dat verplicht werd voor Joden. Waarom had zij dat ding nou niet netjes recht genaaid? Door te kiezen voor dit kind-perspectief betrok ze haar jonge luisteraars bij het verhaal. Vervolgens reflecteerde ze vanuit een breder perspectief. Was de slordigheid van moeder een uiting van haar emoties geweest? Haar eigen kleine daad van verzet?

Een van de weinige keren dat dochter Ingrid mee mocht, sprak Betty Radema in het Verzetsmuseum Argentijnse bezoekers toe. „Ik mocht niet dicht bij haar zitten, ze wilde mij niet zien huilen om haar verhaal.” Dan zou Radema het zelf ook te kwaad kunnen krijgen. „Vooral in het begin had ze waterige ogen als ze haar verhaal deed”, beaamt Witteveen. Naarmate ze er meer over sprak, werd dat minder. Witteveen: „Zij was slachtoffer van de Holocaust maar vertelde niet vanuit haar verwondingen, eerder vanuit levenslust. Genoeg anderen spreken afstandelijk over hun pijn, puur uit zelfbescherming. Maar Betty toonde haar emoties en had de kracht die te hanteren.”

In 2019 ontving Radema een koninklijke onderscheiding voor haar vrijwilligersactiviteiten. Ze werkte mee aan interviews, televisieprogramma’s en campagnes. Goede vriend Menno Metselaar, die zij leerde kennen via de Anne Frank Stichting, noemde op haar begrafenis haar altijd overvolle agenda. „Logés ontvangen, lezingen geven, etentjes bij haar thuis, met vrienden, vriendinnen en familie naar theater, film, musea. Reizen naar vrienden in haar geliefde Canada, met Ingrid naar New York en Noorwegen. Betty’s wereld was groter dan haar verleden.”

In 1998 overleed haar man Herman, in 2014 haar kleinzoon Tijn, in 2015 haar zoon Jeffrey. Het brak haar niet. „Je kunt haar niet reduceren tot haar verdriet”, zegt Metselaar. „Zij was een optimistisch en moedig mens. Hartelijk en gastvrij, humoristisch en met een brede interesse.”

Na een beroerte in november zag Radema af van onderzoek of revalidatie, haar leven vond ze voltooid. Op een maandagavond kon kleinzoon Joost haar laatste wens vervullen door de laatste zes bladzijden voor te lezen van het boek dat ze nog zo graag uit wilde lezen, Op zoek naar Ramona van Kader Abdolah. De volgende dag wilde ze niet meer opstaan en nam ze geen drinken meer aan. Zo hield ze de regie over haar sterven.