Journalistiek & bladenmaken

De overgave van kunstenares Edith Meijering

NRC 19|02|2022 FOTO © Jeff van Dokcum

Edith Meijering (1962 – 2022) kon zich alleen als ze schilderde volledig overgeven. „Alles kwam hard binnen bij haar. Het kunstenaarschap was haar manier om alle prikkels te verwerken.”

In haar atelier in Zutphen trof museumdirecteur Onno Maurer een miniatuur van hooguit vijftien centimeter. Met een staande klok en wat meubels had de kunstenares een intiem interieur geschilderd. Prachtig gedetailleerd, sfeervol in warme kleuren uitgewerkt. Ernaast hing een gigantisch doek met een bloederig tafereel. „Dat was mijn stemming toen”, had Edith Meijering dat duistere doek droogjes verklaard.

Maurer bezocht Meijering om werk van haar te selecteren voor de landschappententoonstelling ‘Over velden en wegen’ in zijn Amersfoortse museum Flehite. „De manier waarop zij uit historisch werk putte is fascinerend”, zegt Maurer. „Edith was dol op oude kunstboeken en ging daar echt letterlijk mee aan het werk. Ze scheurde replica’s uit, maakte collages, deed .Übermalungen waarbij ze originele partijen soms volledig weg schilderde.”

Meijering was buitengewoon trots dat haar werk bij Flehite in 2021 eindelijk deel uitmaakte van een grote museale tentoonstelling. Na de kunstacademie in Kampen en dik zesendertig jaar keihard werken, ontbrak het haar nog altijd aan erkenning.
Tegelijk was ze teleurgesteld: weer geen solo-expositie. Haar werk werd wel degelijk serieus genomen. Ze exposeerde internationaal in galeries en musea. Kunstschrijvers analyseerden haar werk en ze verkocht goed. Maurer: „Dat ik ruimte bood voor twaalf van haar werken was niet genoeg. Sterker, mijn complimenten leek ze te wantrouwen.”

„Typisch Edith”, zegt haar drie jaar oudere zus Trudy Meijering. „Ze gaf anderen eindeloos veel aandacht, maar wanneer iemand haar iets gaf, leek het pal naast haar op de grond te kwakken.” Gasten ontvangen en vermaken kon ze als de beste. In haar atelier in de Kolenstraat in Zutphen – waar ze dertig jaar werkte, schildercursussen gaf en wijn schonk aan haar ‘Firstkunstdates-bar’.
Trudy: „Ze was buitengewoon vindingrijk in het creëren van inloop en werk in haar tweede thuis vol bloemen, boeken, snuisterijen, kaarslicht en al haar kunst.” Naast het warme onthaal voerde ze er felle discussies. Trudy: „Smalltalk zat er niet in. Ze was snel geraakt, ze belde me vaak huilend op, daarnaast was het meestal gieren van het lachen met haar. Ze was ad rem, malle pietje, dol op kitsch en hoogsensitief. Alles kwam hard binnen bij haar, beeld en geluid, ze was gevoelig voor sferen, de pandemie of andere zware kwesties. Het kunstenaarschap was haar manier om al die prikkels te verwerken, om met de wereld en zichzelf om te gaan.”

Verbaal en in haar doeken kon de kunstenares fel van leer trekken over rechtvaardigheid, de verhouding tussen mens en dier, en hekelde ze codes en kwaliteitsnormen in de kunst- en cultuursector vurig. Ze was ook erg bang. Trudy’s dochter Roosmarijn Ernst, innig bevriend met Meijering: „Haar angst voor ziekte, voor afwijzing, voor de dood lag altijd pal onder de oppervlakte. Die angst was ook haar motor. Alle gevoelens die ze beleefde, kwamen terecht in haar werk.”

Bij elke stemming hoorden verschillende stijlen, technieken en materialen. Dat liep uiteen van gigantische doeken in zware olieverf tot tedere werken in waterverf en karikaturale pentekeningen van wereldleiders. Het knalroze spat vaak af van gelaagde verbeeldingen. In een kleurig plantenrijk kon ze mensfiguren konijnenoren geven.
Met fijne lijnen trok ze een meisje in schooluniform op – op de rug gezien, knielend met de armen in de lucht, de handen gevouwen achter het geheven hoofd.

Vriendin Ilva van Schravendijk noemt de interactie tussen mens en natuur een vast thema in Meijerings werk. „Ze heeft veel gebouwen en ruimtes geschilderd die worden overwoekerd. Zo gaf ze uitdrukking aan het menselijk streven naar orde terwijl alles ons overkomt.
Edith vond dat we ons moesten overgeven aan de natuur, aan het leven. Ze ging alles vol aan, fel, vrolijk, kon ontzettend lachen om de meest idiote dingen, soms heel grof of juist subtiel. Ook de liefde voor haar hondje, haar muze, was extreem. Haar onzekerheid of ze wel op mensen kon vertrouwen maakte haar juist buitengewoon controlematig. Alleen als ze schilderde, kon ze zich volledig overgeven.”

Dat proces legde goede vriend en toenmalig geliefde Jeff van Dokcum vast op film, tijdens haar verblijf als artist in residence in Noorwegen in 2017. „Hoe je haar daar bezig ziet met water is van een ontroerende schoonheid. Ze had moeite die mooie beelden van zichzelf te zien. Maar de filmpresentatie was een feest waar ze werd overladen met belangstelling. Ze voelde zich toen echt gezien.”

Felbegeerde waardering kwam eind 2021 ook in de vorm van subsidie van het Mondriaanfonds. Dat gaf Edith Meijering de tijd zich toe te leggen op een omvangrijk en veelzeggend kunstwerk. In december tekende ze in trefzekere potloodlijnen een Adamfiguur.

De collage waarop ze van een witte en een zwarte man haar Adam als een studie opzette, omringd door weelderige natuur, blijft voor altijd een belofte. Op 13 januari overleed ze na een kort ziekbed in Zutphen.