Journalistiek & bladenmaken

De ondragelijke vrede van Zweden

National Geographic Traveler 2019 FOTO © Ruben Drenth

Het leven op de Zweedse Scheren-eilanden draait om zijn. Heerlijk, maar ook confronterend als je die kunst zelf verleerd bent. 

Een steen die net boven het wateroppervlak uit steekt, wit bescheten door de enige bewoner die er fier bovenop zijn vleugels staat te drogen. Kan je zo’n steen een eiland noemen? Of kan dat pas als er behalve steen ook grond is waar iets op groeit? Of pas wanneer er mensen neerstrijken die er iets bouwen? Nee, een onbewoond eiland is ook een eiland, zoveel is zeker. Mini-eilandjes maar ook bewoonde eilanden, de Zweedse Scheren-eilanden hebben allemaal de uitstraling van een onbewoond eiland. Ze ogen als een plek waar je naartoe wilt om alles achter je te laten; een plek waar het goed is, vredig, paradijselijk. Heerlijk toch? Nou, saai ook.

Geen dramatische rotspartijen, geen pieken en dalen, geen kolkende rivieren of kuddes wilde dieren. De eilanden zijn rond als kiezels en lijken te drijven in een zee van vrede. Hier zie je niets dat detoneert, alleen maar rondingen en glooiingen en rood-geschilderde houten huizen die met grazende schapen in het veld één met de natuur staan te zijn. Prachtig. Maar mij is het gewoon té harmonieus. Reizend langs de eilanden van de Zweedse Scherenkust ben ik continu in strijd met dit oordeel. Wat is er nou mis met al dat natuurschoon? Ben ik te stads? Te veel gericht op avontuur, extremen, ontdekking van het onbekende? Is het hier te mooi om waar te zijn? Is het meer van hetzelfde voor iemand uit een land waar je van de Ankeveense plassen via de Loosdrechtse plassen naar de Weerribben en de Friese Meren al genoeg kunt ontsnappen aan hectiek, verkeersdrukte en volle agenda’s?

Onze waterlanden zijn een lachertje vergeleken met de uitgestrekte Stockholm Archipel waar meer dan 20.000 eilanden over de Baltische Zee uitwaaieren tot aan Finland. Het is er veel leger, ruimer en ondanks de lieflijke uitstraling ongetwijfeld ook ruiger dan bij ons. Is het de leegte die mij een ongemakkelijk gevoel geeft? Maar wat is leegte? Ja, bebouwing, wegen, verkeer, alle activiteiten die mensenmassa’s met zich meebrengen ontbreken hier. Maar op en onder het wateroppervlak, tussen de rotsen, in de lucht… overal krioelt het van het leven. Het is hier stampvol met natuur.

‘Als bezoekers nou eens gewoon zouden zíjn,’ zegt Jan Pfister. Jan en zijn vrouw zijn samen met de boerin de enige bewoners van Grinda, een eiland dat je te voet in een uur doorkruist. Rondom lopen kan niet want daar is geen pad. ‘Mensen komen het liefst iets doen, ze willen iets meemaken en dan vertrekken ze weer,’ zegt Jan. In zijn stem klinkt enige irritatie. Jan biedt nota bene zelf allerlei doe-activiteiten aan zoals kajakken, kubben, suppen, zeilen. En in zijn Wärdshus zorgt Jan dat je kan je teambuilden, vergaderen en logeren, lekker ontbijten, lunchen, borrelen en dineren met vissoep en laks. Jan moet wel. De gasten komen niet vanzelf in zijn familiehotel op Grinda.

Gewoon zijn, waar Jan op doelt, dat zit er kennelijk niet in. Terwijl de omgeving daartoe best uitnodigt. Neerstrijken op een steen. Luisteren naar het geklots van water. Turen over de baai, waar een kolonie meeuwen luidkeels van zich laat horen. De zon zien zakken. In het paarse avondlicht de eilandjes verderop zien veranderen in duistere silhouetten. Een bootje traag zien deinen aan zijn ankerlijn. Na weer een eindje klauteren over de keien een groep scholieren treffen die sterke verhalen ophangen in de wind. Op de terugweg naar de veranda van het Wärdshüs een eekhoorn naar de top van een berk zien schieten. Gewoon zijn en maar zien wat er gebeurt, wil Jan maar zeggen. Mijn korte proeve daarvan is zeker aangenaam. Een trage vorm van afwinden op het ritme van zon- en maanstand. In de zomer zijn de dagen eindeloos met als hoogtepunt de langste dag van het jaar. De dag waar alle Zweden naar uitkijken vanaf de kortste dag in december en die uitbundig gevierd wordt met familie en tafels vol haring en zalm. Inwoners van Stockholm rekenen de Schereneilanden tot ‘hun’ buiten – ze noemen het gebied de Stockholm Archipel – en trekken niet alleen op hoogtijdagen naar de eilanden.

In de weekends kan je vanuit Stockholm per veerpont gemakkelijk een dagje op en neer om te picknicken, te zwemmen, een feestje te vieren. Luxe vrijetijdsbestedingen voor de jachtige Westerling van nu als je het vergelijkt met het bestaan vissers die de eilanden bevolkten vanaf 1600. Voor hen was het natuurlijk een kwestie van overleven hier op het water. Dat eilanders zich liefst alleen met zichzelf bemoeien is een overblijfsel van de eilandersmentaliteit van weleer. ‘Je moet hier van alles zelf kunnen, je eigen riool verzorgen, je eigen drinkwater,’ zegt Johan, Johan Pedersén. Van stadse architect ontpopte Johan zich tot een autonome eilander. ‘Dat betekent heel veel grasmaaien, afbreken, betonstorten, veel zagen, slijpen en opbouwen en renoveren.’ Johan kocht het eiland Nässlingen om het om te toveren tot een hotspot voor vakantiegasten. De opa van ABBA’s Benny zorgde als penningmeester van de vakbond voor dat Nässlingen aangekocht kon worden om er een vakantiedorp te maken voor bouwvakkers. De sfeer in de houten huisjes inclusief houten stapelbedden zou Benny’s opa vast nog steeds aanspreken.

De hotelkamers in de voormalige vakbondsschool zijn in al hun eenvoud comfortabel en een stuk meer van nu. De voormalige mensa is nu een restaurant met een opgeruimde inrichting waar originele en eerlijke gerechten op je bord komen. Vanaf de steiger bij de sauna spring je zo in het frisse Baltische water om af te koelen. In het haventje ligt de reparatieschuit van Johan – inclusief kraan, staalkabels en een cabine vol gereedschap – waarmee Johan schippers met panne te hulp schiet op het water. ‘Ondanks dat we selfsupporting zijn, zijn wij eilanders tot op zekere hoogte solidair. Als een ander echt in de problemen zit helpen we elkaar.’

Importbewoner Christine was bang dat eilanders haar niet zouden accepteren. ‘Na mijn studie in Stockholm wilde ik in de bergen gaan wonen en werken. Maar de liefde bracht mij hier, vier jaar geleden zijn we op een eiland gaan wonen. Er was wel een probleem: ik had nog nooit van mijn leven een boot bestuurd. Een vrij essentiële vaardigheid hier aan de Scherenkust. Ons eerste weekend op het eiland leerde mijn man mij de motor bedienen. Op maandagochtend zwaaide hij me uit en moest ik zelf mijn werk op Nässlingen zien te bereiken. Echt goed varen leerde ik mede dankzij de eilanders. Zij bleken buitengewoon bereidwillig en wilden juist graag hun kennis over de waterwegen vol stenen en ondieptes, manoeuvreren en aanmeren aan mij overdragen. De ongerepte natuur en het pure leven dat ik wilde opzoeken in de bergen, heb ik hier op het water en de eilanden gevonden.’

Christine forenst sindsdien alle dagen over het water naar Nässlingen, haar zoontje wordt door de schoolboot opgepikt en afgeleverd op de crèche. Boodschappen kan ze tot op de graad nauwkeurig laten bezorgen op elk gewenst gps-coördinaat. ‘En wij hebben nog een klein winkeltje op het eiland. Een vriendin van mij is bio-boerin en verkoopt haar eigengemaakte kaas. Helaas zijn de boeren hier te kleinschalig om een constante levering van bijvoorbeeld eieren of vlees te leveren aan het restaurant. Maar het is prettig dat ambachtelijke ondernemers zorgen voor dit soort leuke bedrijvigheid. En ik heb nooit meer file! Als je de routes eenmaal kent, kan je een reistijd op het water perfect timen.’

Vol overgave werkt ze mee aan de realisatie aan Johans droom op Nässlingen. De vergunning voor een sport- en relaxruimte en een plek voor artists in recidence op het eiland is eindelijk rond. Dat geeft vrijbuiter Johan de ruimte om zich te richten op wat hij echt leuk vindt: bouwen en een ongedwongen ontmoetingsplek creëren voor stadse jeugd, hier op zijn ongerepte land.
Christine heeft wel haar zorgen over de natuur. ‘De zeebodem is arm en kaal. Ik weet niet hoe dat komt, giflozingen in buurlanden wellicht? Maar de voedselketen van de blauwe mossel en vogels die zeedieren eten raakt verstoord. Dat zijn zorgelijke ontwikkelingen.’

Toch komen haringen paaien in de beschutte baai waar je over uitkijkt vanaf het terras. Zodra de schemering inzet springen de vissen uit het water om snel weer terug te plonzen. Christine springt in haar speedboot, start, draait en stuurt behendig weg. Eenmaal op open water geeft ze vol gas, het opkomende duister in. Ik zwaai haar na en heb alle vertrouwen dat ze man en kind drie kwartier verderop veilig bereikt. ‘Off season is het laat licht en vroeg donker, maar in het donker is het ook zo mooi om op het water te zijn,’ vertrouwde Christine me eerder toe. ‘Zeker als de maan en sterren in de verlatenheid op het water schijnen.’

Het kan niet anders of ik ben geïndoctrineerd zijn door die twee op Nässlingen. Want als Johan me de volgende dag overvaart naar Furusund, zie ik er tegenop weer in het stadse gekrioel te belanden tussen drommen cruiseshiptoeristen. Een lachwekkende gedachte blijkt eenmaal ter plaatse. Want ook hier zie ik niet anders dan stijlvolle houten huizen zonder opsmuk, wuivend gras en zandpaadjes die uiteindelijk wel uitkomen op de enige asfaltweg op Furusund. Eind negentiende eeuw een bad-oord voor rijke industriëlen en bohemiens. Die cruise-terminal blijkt een stuk verderop te liggen, net als Furusund aan een belangrijke waterweg naar Finland. Een jong stel is een hip nieuw restaurant gestart in het voormalige douanekantoor en om de hoek bezitten de nazaten van Astrid Lindgren nog altijd haar buitenhuis. Een stuga, zoals de Zweden dat noemen. Roodgeverfd, met witte daklijsten en dito schuurtjes, sauna en woning voor de kinderen in de uitgestrekte tuinen. Omgeven door rust en harmonieuze natuur.

 ‘Afgelopen winter hadden we ijs rond het eiland tot half april’, vertelde Christine me tijdens een wandeling op haar eiland. ‘IJsbrekers hielden grote vaarwegen open, maar een groot deel van de archipel moet bij vorst bevroren blijven zodat bewoners zich per sneeuwscooter kunnen verplaatsen.’

IJs en duisternis trotseren, verlangen naar de lengende dagen met als climax met je billen bloot in wuivende bloemenvelden het eeuwige zomerlicht vieren. Ik geloof dat ik het gewoon ‘zijn’ – waar Jan op Grinda op doelde – begin te beleven.

LEES OOK Droomtijd duurt voort in Australië