Journalistiek & bladenmaken

‘Alles wat zoemt was een monster’

NRC 14|05|2020 FOTO © Merlijn Doomernik

Na een aanval door een hoornaar die haar bijna het leven kostte, had Aglaia Bouma een insectenfobie. Nu is ze insectendeskundige en schreef ze een boek. „Die beesten zijn superintelligent.”

Bij het ontgrendelen van het vakantiehuis op een Oostenrijkse heuvel raakte een volk hoornaars ruw verstoord op de plek waar ze tot dan toe rustig, zonder enige menselijke aanwezigheid, hun gang hadden kunnen gaan. In paniek vloog een van de reuzewespen tegen de toen zeventienjarige Aglaia Bouma aan, die het beest van zich af probeerde te slaan. Maar de hoornaar stak haar eenmaal, tweemaal, driemaal, tot zes keer toe in haar borst.

De zwelling en de pijn die daarop volgden waren vervelend maar ach, ze was wel vaker door een wesp geprikt. In het kwartier dat volgde zwollen haar handen, rode plekken en bulten trokken op naar haar armen, haar blikveld vernauwde totdat ze zwart zag. ‘’In dat moment is mijn fobie ontstaan.” Ze werd wakker in het ziekenhuis. De arts zei dat ze geen vijf minuten later had moeten komen of ze had de aanval niet overleefd.

Zweten en vluchten
Zo werd de nieuwe Aglaia Bouma geboren; een vrouw die haar dagen liefst binnen doorbracht. “Áls ik me al op een terras waagde, speurde ik voortdurend angstvallig om me heen naar limonadewespen. Wanneer ik in mijn ooghoek een vage beweging meende waar te nemen was dat voldoende om op te schrikken, rondjes rond de tafel met drankjes te rennen en hevig met mijn armen om me heen maaiend het terras te verlaten.”

Ze bleef liever binnen. Haar vrienden waren zo goed om op zomerse dagen bij dertig graden met haar binnenshuis te eten. Proberen haar op andere gedachten te brengen was zinloos “Ergens wist ik dat mijn angst onzinnig was. Maar mijn verhoogde hartslag, de zweetdruppels die over mijn rug liepen en de adrenaline die door mijn lijf gierde waren er echt. In mijn brein gaven neuronenkernen mij volop signalen: vluchten!”

Vluchten deed Bouma steevast. Vechten, de andere optie die de amygdalae in het brein voorstelt in geval van gevaar, was niets voor haar. Wegwezen, naar binnen, ramen en deuren dicht. Bouma kan goed uit haar woorden komen. Maar alleen al bij het idee van een ontmoeting met een insect komt ze niet verder dan “iiiieuww!”. Als iemand deze Aglaia Bouma zou zeggen dat zij dertig jaar later entomoloog zou zijn – insectendeskundige dus – en zelfs het aanstekelijke boek Insectenrijk zou schrijven waarin zij de lezer liefdevol en stap voor stap inzicht biedt in het paren, broeden, voeden en overleven van insecten, dan had zij diegene ongelovig en hard uitlachen.

Elk insect monsterlijk
“Eerst was mijn angst beperkt tot wespen,” zegt ze. ‘’Een wesp had mij immers bijna gedood. Daarna werd elk insect dat zwart en geel was verdacht. Vervolgens werd elk insect met zijn zenuwslopende zoem-, kruip- en vliegwerk een monster dat ik moest mijden. Ik leefde voor een groot deel in quarantaine. En dat was prima, dacht ik.”

In de vijftien jaar waarin haar angst zich kon ontwikkelen tot een fobie die haar hele leven beïnvloede, nam het besef dat haar paniek overdreven was evenredig toe. Bij de zoveelste vermeende aanvaring met een wesp – waardoor ze wederom niet in staat was haar gesprek voort te zetten – was de maat vol. Ze zou ze korte metten maken met het monster in haar hoofd. Maar hoe?

Het monster bestrijden
Een levend insect van dichtbij benaderen om vertrouwen te ontwikkelen was uitgesloten. Dus dwong Bouma zichzelf in museum Naturalis een opgezette hoornaar te bekijken. Dood, ingedroogd en verkleurd tot grauwbruin was dit exemplaar in geen enkel opzicht zo indrukwekkend als haar aanvalster van weleer. Dan maar een boekje over insecten aangeschaft. “Ik durfde de pagina’s met uitvergrote foto’s van wespen niet eens aan te raken.”

Maar ze wilde kennis opdoen om daarmee haar angst te bestrijden. Het krantenartikel met de kop De hoornaar komt herinnert ze zich nog precies; ze herkende het beest dat haar in Oostenrijk had geprikt – nu pas leerde ze de soortnaam. Met het opdoen van kennis ontkiemde haar fascinatie voor insecten. Zo las ze hoe een ander soort wesp, de behaarde rupsendoder – een van de 8000 soorten graafwespen die bekend zijn – haar nestjes bedekt met steentjes om haar larven te beschermen. En hoe zij steentje voor steentje wegpikt wanneer ze komt voeren en dan nog precies weet welk jong in welk nest zij nog moet voeren met rupsen. “Die beesten zijn superintelligent, dat prikkelde mijn interesse. Ik begon insectenboeken te lezen, zonder plaatjes, een stuk veiliger voor mijn gevoel.”

Maar met vrienden meegaan op zomervakantie naar Zuid-Europa waar in de warmte veel insecten gedijen? Geen sprake van. Wel dwong ze zich op een terras te blijven waar uiteraard de gevreesde limonadewesp zich bij haar voegde. Dat ging goed, hartslag onder controle, uiteindelijk moest het beest weg in plaats van zijzelf – pure winst. Ze ving de wesp in een glas, bij het vrijlaten verderop schoot de hartslag toch weer in haar keel.

In de hoop op een rustiger bestaan verhuisde ze naar Scheveningen, omdat de zilte lucht minder aantrekkelijk zou zijn voor insecten. Maar op een dag vloog een wesp in haar huis. In blinde paniek rende ze de straat op, klampte ze een wildvreemde aan en stuurde de man het huis in met de opdracht de wesp te elimineren. “Elk insect moest dood.” Weer bij zinnen schaamde zich rot voor haar irrationele gedrag. Hoe moest het ooit goedkomen?

Toch maar weer toenadering zoeken tot de monsterlijke insecten – op veilige afstand want nu gewapend met een camera. “Met een forse macrolens kon ik insecten dichtbij halen. Door de gigantische uitvergroting kregen enge, kleine krioelende diertjes een menselijker omvang waardoor ik ze rustig kon observeren. Ik ging zien hoe een kevertje met een schitterend rood-blauwgroen gestreept schild het andere geslacht met zijn harige pootjes streelde tijdens het paren. In plaats van een mug met zijn irritante gezoem meteen doodslaan, leerde ik kijken of de voelsprieten gepluimd zijn. In dat geval is de mug een man en die prikt niet eens. Zijn pluimen zijn prachtig en functioneel: hij luistert naar het zoemen van een vrouw zodat hij zijn vleugelslag kan afstemmen op die van haar. Eenmaal op dezelfde golflengte kunnen ze met elkaar paren. Fenomenaal.”

Vrij in het veld
De vrouw die altijd zei dat ze nog moest werken om zo aan een wandeling door insectenbiotopen te ontkomen, ontwaarde op een dag een insect in haar tuin en rende zoals gewoonlijk met gezwinde spoed naar binnen. Dit keer niet om zich op te sluiten, maar om haar camera te grijpen en het dier in al zijn schoonheid te fotograferen. “Op dat moment besefte ik dat ik niet meer bang was.”

Ze opende een Twitter-account om haar insectenfoto’s te delen. Van lieverlee werd ze online-insectenkenner en -vraagbaak. Toen ging ze los. Met een vangnetje trok ze het veld in en tilde ze kadavers op om insecten te vinden en die thuis nader te determineren, op te zetten en zelfs te kweken.

“Je waagt je nu wel heel dichtbij wespen,” waarschuwden geliefden die wisten hoe zij dertig jaar terug de anafylactische shock maar net had overleefd. Na enig wegwuiven liet ze zich in 2018 toch testen. De allergoloog zei: “Mevrouw, u heeft een levensbedreigende allergie voor wespengif. U kunt beter iets anders gaan doen met uw leven.” De angst welde weer op, angst voor de angst dit keer. “Maar ik realiseerde me dat ik nu de verkeersregels ken die gelden voor wespen. Als ik stil blijf staan in hun buurt nemen ze me niet eens waar. Tussen mensen is het niet anders. Zodra ik zonder kijken een drukke straat op ren word ik doodgereden door een bus.“

“Toen ik fobisch was had ik niet eens door hoezeer de angst mij belemmerde. Nu ik weet wat vrijheid is ga ik zodra het kan buiten op onderzoek uit. Ik heb zo veel in te halen. Het insectenleven dat zich aan onze voeten afspeelt is eindeloos fascinerend en zo belangrijk voor de natuur. Ik heb inmiddels zoveel kennis opgedaan dat ik nu entomoloog ben, insectendeskundige. Via mijn boek laat ik anderen graag zien dat bijvoorbeeld een oorwurm ondanks de enge naam een ontzettend goede moeder is.”

Aglaia Bouma (49) is getrouwd en woont in Scheveningen. 3 april verscheen haar populairwetenschappelijke boek Insectenrijk (Uitgeverij Atlas/Contact). Eerder publiceerde zij de roman Niets te verbergen en een bundel korte verhalen. Als entomoloog onderzoekt zij met name kevers en wespen. Op haar twitteraccount @AglaiaBouma deelt zij haar fascinatie voor insecten.

De hoornaar, Vespa crabro is met een lijf van zo’n 3 cm groter dan de gewone wesp, Vespula vulgaris en de Duitse wesp, Vespula germanica (zo’n 1,5 cm) die terrasjes bezoekt. Ze is bovendien te herkennen aan de roodbruine kleuring naast het zwart met geel, en de zware zoemtoon. De soort bouwt papieren nesten in holle ruimtes, zoals boomholtes en schoorstenen en is niet agressief, tenzij het nest bedreigd wordt.